Boksen boven je gewicht

Parentificatie is een begrip waarin we het Franse woord ‘parent’ horen of het Latijnse ‘parentus’, wat beide in het Nederlands ‘ouder’ betekent. Het begrip verwijst naar een proces van rolomkering waarbij een kind bepaalde ouderlijke taken (tijdelijk of langer) overneemt, terwijl deze zorg niet-leeftijdsadequaat is.

Op zich is parentificatie niet problematisch of destructief, zolang een kind erkenning krijgt voor het geven, als dit eerder kortdurend is en als dit geven niet als té belastend of hinderlijk voor de ontwikkelingstaken wordt ervaren.

Laat ik beginnen met wat me aanspreekt in dit boek:

  • het benoemen en illustreren van diverse vormen van parentificatie,
  • de metafoor van te moeten boksen boven je gewicht (je leert er andere vaardigheden door, maar het blijft een risicovolle onderneming),
  • de linken met auteurs uit het contextuele denken en met een visie op het samenleven,
  • en ook de interviews met (super-)geparentificeerde kinderen helpen om een beeld te krijgen van wat parentificatie is, wanneer het problematisch is en wanneer niet.

Voor mij persoonlijk is het hiermee echter eerder een inleidend werk op het thema en weinig nieuws onder de zon, waardoor ik diepgang miste. Graag had ik meer gelezen over:

  • de dimensies van het contextuele denken (niet enkel de feitelijke, maar ook een toelichting van de andere dimensies en hoe die ons helpen kijken naar intergenerationele patronen),
  • de manieren van werken met of rond parentificatie (niet enkel de fasen benoemen maar meer uitwerken, vb aan de hand van een casus en beelden / opstellingen / schema’s),
  • het verwerken van verschillende visies op parentificatie,
  • mogelijke culturele verschillen die er zijn en hoe je vb respectvol en ‘meerzijdig partijdig’ met mensen in gesprek gaat als je jouw visie niet wil opleggen, maar wel vanuit zorg voor een kind spreekt.

Voor mij is dit boek dus een inleiding, maar telkens net niet diepgaand genoeg. Er werd heel wat zinvolle input aangeraakt, maar zonder deze voldoende te kaderen in een geschiedenis, een kader, een traditie. Enerzijds prikkelt dat mijn nieuwsgierigheid en kan ik natuurlijk zelf in de literatuur duiken om verder te lezen. Anderzijds had ik wellicht gehoopt of verwacht om dat hier wat meer samen te kunnen vinden.

Maar, voor heel wat studenten die nog weinig vertrouwd zijn met mogelijke patronen of signalen die kunnen wijzen op parentificatie kan dit boek wel degelijk een zinvolle eerste kennismaking vormen. Een uitnodiging om verder te leren over het thema en over hoe we samen zorg kunnen dragen voor kinderen, jongeren en volwassenen die ongezien boven hun gewicht moesten boksen.

Een eetstoornis hoeft niet voor altijd te zijn

Boekrecensie
Auteur: Patty Annicq
Titel: Een eetstoornis hoeft niet voor altijd te zijn. Begrip, behandeling en herstel.
Een andere kijk op de behandeling van eetstoornissen

Alleen al omwille van de titel is dit boek een aanrader. Want wat dit boek stevig op de voorgrond zet, is de kernboodschap: herstel is mogelijk! Zo benadrukt de auteur dat een eetstoornis niet je volledige identiteit hoeft te zijn en dat je kunt leren luisteren naar je eigen lichaam. Dit maakt het boek bijzonder motiverend, omdat het focust op mogelijkheden in plaats van beperkingen.

Een eetstoornis hoeft niet voor altijd te zijn is een krachtig en hoopgevend boek dat mensen met een eetstoornis en hun naasten een broodnodige houvast biedt. Dr. Patty Annicq, expert op dit gebied, spreekt vanuit het hart en weet haar woorden te richten op de onzekerheden, angsten en verlangens van mensen die worstelen met hun eetgedrag. Het resultaat? Een boek dat informatief en goed onderbouwd is met recente inzichten, maar dat ook als een steunpilaar voelt tijdens de moeilijke weg naar herstel.

Voor wie is dit boek?

Dit boek is een must-read voor iedereen die worstelt met een eetstoornis, maar ook voor familieleden, vrienden en professionals die meer willen begrijpen over wat er in het hoofd van iemand met een eetstoornis speelt. Het biedt inzicht, begrip en een concreet perspectief op een toekomst waarin de eetstoornis geen plaats meer hoeft in te nemen.

Conclusie

Een eetstoornis hoeft niet voor altijd te zijn is een boek dat hoop ademt. Het laat zien dat verandering mogelijk is, dat herstel tijd kost, maar dat het ook een prachtige reis kan zijn naar een leven waarin je weer in balans bent met jezelf. Als je worstelt met een eetstoornis of iemand kent die dat doet, pak dit boek op. Het zou wel eens het begin van een nieuwe weg kunnen zijn.

De gestreste samenleving

Boekrecensie
Auteur: Stephan Claes
Titel: De gestreste samenleving – Waarom we alles hebben en toch ziek worden.
Uitgever: Lannoo Campus, 2023
ISBN: 978-94-014-9309-3
196 pag.


Dr. Stephan Claes’ De gestreste samenleving kunnen we situeren op het kruispunt tussen psychologie, sociologie en gezondheidszorg. In Waarom we alles hebben en toch ziek worden buigt hoogleraar Psychiatrie Stephan Claes zich over de prangende vraag: waarom kunnen zoveel mensen het tempo van het moderne leven niet meer aan?
Dit boek is geen zelfhulpwerk, maar een zoektocht naar inzichten. Het biedt handvatten om beter te begrijpen hoe onze geest en ons lichaam reageren op de voortdurende druk van de 21e eeuw.

Claes weet op heldere en toegankelijke wijze te beschrijven hoe maatschappelijke veranderingen en druk onze levensstijl beïnvloeden. Met een scherpe blik analyseert hij hoe wij, als onderdeel van een samenleving die steeds sneller draait en hogere eisen stelt, vaak het contact met ons eigen lichaam verliezen. Dit geeft aanleiding tot allerhande uitputtingssyndromen, zoals burn-out, fibromyalgie, CVS, prikkelbare-darmsyndroom, lichamelijk moeilijk te verklaren klachten en syndromen enz.

Claes pleit daarbij voor de overkoepelende term uitputtingssyndroom, die helderheid schept in de wirwar van diagnoses zoals burn-out, chronische vermoeidheid of prikkelbare-darmsyndroom. Hij legt uit hoe langdurige stress ons uit balans brengt en hoe dit leidt tot zowel fysieke als psychische klachten waarvoor de klassieke geneeskunde vaak geen antwoord heeft.

Het boek is opgedeeld in twee delen: eerst een verkenning van hoe lichaam en geest omgaan met druk, en daarna een analyse van wat er gebeurt als de druk te lang aanhoudt. Het resultaat? Een heldere en toegankelijke gids voor iedereen die zich wil verdiepen in de impact van stress op onze gezondheid. Voor professionals blijft de analyse waardevol, al lezen we mogelijks weinig nieuws onder de zon. Wie in de praktijk werkt met mensen die allerhande uitputtingsklachten ervaren, zal de processen wellicht al te goed herkennen.

Vanuit de ervaring met personen met eetstoornissen kunnen we echter nog toevoegen dat de impact van de gestreste samenleving ook daar merkbaar is. Heel wat jonge mensen ervaren een grote druk om te excelleren in een wereld met onnoemelijk veel keuzemogelijkheden. Die (existentiële) verantwoordelijkheid opnemen voelt soms een onmogelijke taak, die tot een angstige verlamming kan leiden. Als we eetstoornissen begrijpen als een ongelukkige manier van omgaan met de uitdagingen van het leven, dan kunnen we ook beter begrijpen waarom meer mensen worstelen met deze problematiek.

Wat bijzonder is aan het laatste deel van dit boek is hoe Claes pleit voor het herwaarderen van vergeten vaardigheden, zoals mededogen, zelfkennis en vergeving. Mededogen voor het eigen lichaam, voor zichzelf en voor de ander kunnen we alvast waarderen als antidotum tegen de (te) hoog geprezen rationaliteit en het zelfkritisch perfectionisme. Laat dat nu net ook erg zinvol zijn in het ondersteunen van mensen met eetproblematiek.



Moeders kunnen niet tapdansen

Als psychotherapeut voel ik een oprechte interesse in de verhalen en binnenwereld van mensen. Waar staan ze in het leven hier en nu, hoe ervaren zij de wereld, hoe zijn ze tot dit punt gekomen en waar gaan ze heen?

Net als bij huizen die ik op straat passeer, vraag ik me dan af wat er achter de façade te ontdekken valt.

Libbrecht verzamelt in Moeders kunnen niet tapdansen een aantal columns die eerder verschenen in het Tijdschrift Persoonsgerichte en Experiëntiële Psychotherapie. Ze werden verwerkt en samengebracht tot een geheel dat diverse belangrijke maatschappelijke en menselijke thema’s onder de aandacht brengt en stof tot nadenken geeft. Dat is wat een Goed Boek voor mij doet: me meenemen in ervaringen, me laten reflecteren over wat dit voor mij betekent, wat ik erin herken en wat anders is dan mijn ervaring en hoe ik daar erkenning aan kan geven, het beseffen dat andere mensen andere levens leiden en daardoor anders – en toch ook zo gelijkend – in het leven staan.

Het lezen van Hilde Libbrecht’s boek werd daardoor een ervaring met vele lagen:

  • de nieuwsgierigheid naar de binnenwereld van een collega-psychotherapeut (wat zou ik herkennen, wat ook niet?),
  • de interesse in de ervaringen van cliënten in de beschreven kortverhalen,
  • het benieuwd zijn naar hoe cliënten iets ‘doen’ of ‘nalaten’ of ‘in transitie brengen’ bij ons als hulpverleners,
  • het besef van zelf cliënt en hulpverlener (geweest) te zijn en vanuit verschillende perspectieven ‘aangesproken’ te worden tijdens het lezen,
  • het zoeken naar herkenbaarheid en naar verschil,
  • het een beetje verwonderd opmerken dat het soms lastig is om de gedachtegang van een ander goed te volgen, om dan te beseffen hoe anderen dat ook bij mij wel eens aan de hand hebben, omdat ik het situeren van een context overgeslagen had of al drie stappen verder was in mijn gedachten en vergeten was om de tussenstappen ook uit te leggen,
  • het taal vinden voor wat wezenlijk is in ons beroep en hoe dat onder druk komt te staan door maatschappelijke evoluties (protocollisering, DSM-isering, de nood aan beheersbaarheid door alles te moeten registreren en in vakjes en cijfers vast te leggen, terugbetaling van korte en weerbaarheidsversterkende trajecten en het schrille contrast met hoe mensen lijden en zoeken en daar tijd en vrije ontmoetingsruimte voor nodig hebben – en niet een 7-stappenplan naar een gelukkiger leven),

Een boek dat je niet zomaar in een ruk uitleest, maar waar je best de tijd voor neemt. Om een stukje te lezen, te proeven, te laten inwerken en dan verlangend uit te kijken naar wat er nog meer komt om jezelf toe te verhouden.

Heb je interesse in de wereld van psychotherapie? Ben je nieuwsgierig naar hoe menselijk psychotherapeuten ook maar zijn en hoe zij denken over hun werk en de context waarin ze werken? Dan vind je in dit boek alvast een unieke inkijk, die zo persoonlijk en toch ook zo herkenbaar is. De herkenning zit voor mij alvast in het zoeken naar een zich steeds opnieuw verhouden tot de realiteit zoals die zich presenteert in onze therapiekamer, in onze ‘virtuele gesprekskamer’ en ook buiten de muren in collegiaal overleg, supervisie, therapie in de buitenlucht en in overlegorganen, werkgroepen en maatschappelijke reacties en interacties en meningen… Want net zoals onze cliënten zich ontwikkelen en bewegen door het leven, zo blijven ook wij voortdurend in transitie. Niet in het minst door de contacten met onze cliënten, die ook (iets in) ons veranderen.

”Laten we verhalen vertellen en onze cliënten helpen om van hun levens verhalen te maken om verder te dragen. Dat is wat we altijd hebben gedaan; het is wat we altijd zullen blijven doen. De managers en hun cijfers… ach wat. Ze kunnen in het ergste geval de geldkraan sluiten. Maar verhalen, verhalen zijn niet te stuiten!”

(Blz. 4, extract uit ‘Verhalen dragen verder’)

Moeders kunnen niet tapdansen

Auteur: Hilde Libbrecht

Uitgeverij: Pelckmans

Jaar van uitgave: 2021

Wounded healers

Toen ik begon te studeren was er een vaag bewustzijn dat mijn keuze voor een sociale studie (eerst als sociaal werker, nadien als psycholoog, dan docent en psychotherapeut) gedreven werd door eigen ervaringen. Het zien van ongelijkheid en onrechtvaardigheid, maar ook het zelf beleven van ‘niet gezien worden’ in moeilijkheden die ik als kind ervaarde zijn daarin belangrijke drijfveren geweest. Het fenomeen van het ‘redderscomplex’ werd in mijn eerste jaar sociaal werk benoemd en ik voelde toen al aan dat het een aandachtspunt zou worden. Het idee dat er onbewuste motieven meespelen in onze keuzes intrigeerde me toen al sterk en heeft me sindsdien ook niet losgelaten.

Vanuit persoonlijke motieven de drang voelen om anderen te redden kan immers nefast zijn, zowel voor de mensen die je wil helpen als voor jezelf. Zo leerde ik al snel dat mensen juist sterker kunnen groeien wanneer ze dat op eigen tempo en op eigen voorwaarden mogen doen, en niet vanuit een belerend vingertje of een redder die alles in jouw plaats oplost. Toch is hulpverlenen vaak als het dansen van een tango: wanneer leid ik en wanneer volg ik? En, welke richting gaan we samen uit?

Onlangs kwam ik het boeiende artikel “De psychotherapeut als wounded healer” van Chiara Staal tegen. Daarin bespreekt ze de complexe relatie tussen therapeuten en hun eigen psychologische verwondingen. Dit concept van de ‘wounded healer’ verwijst naar hulpverleners die zelf met emotionele problemen kampen en hoe deze ervaringen zowel nadelen als voordelen kunnen bieden in hun dagelijks werken. Staal biedt een gedetailleerde analyse van de onbewuste motieven die therapeuten ertoe drijven om anderen te helpen en benadrukt het belang van zelfbewustzijn om effectief te kunnen werken. Zelf ben ik ervan overtuigd dat we als hulpverleners maar integer kunnen werken wanneer we ons bewust zijn van mogelijke valkuilen en neigingen die voortkomen uit eigen ervaringen.

De wens om anderen bij te staan en te helpen geldt
mogelijk als een verhulde manier om ook iets in onszelf te
verhelpen of eerder opgelopen tekorten aan te vullen.

Chiara Staal

Wanneer we onze eigen ervaringen en emotionele bagage beter begrijpen en kunnen integreren in ons verhaal en in ons hulpverlener-zijn, zullen we beter in staat zijn om unieke kwetsbaarheden om te zetten in kracht.

Aandachtspunten voor hulpverleners die wounded healers zijn

  1. Bewustwording van onbewuste motieven: Als hulpverlener onderzoek je best jouw eigen onbewuste motieven voor het kiezen van dit beroep. Vroege negatieve ervaringen en onvervulde behoeften kunnen je ertoe hebben aangezet om anderen te willen helpen, maar deze motieven kunnen ook onbewust je werk beïnvloeden​​ in een richting die niet altijd groeibevorderend is. Zo kan het zijn dat we mensen onvoldoende durven confronteren of grenzen durven stellen omdat we onrustig worden van conflict, of dat we ons zo opstellen dat cliënten meermaals dankbaarheid gaan uiten (om tegemoet te komen aan een onvervulde behoefte aan erkenning krijgen of gezien worden).
  2. Het belang van zelfonderzoek: Hulpverleners werken met zichzelf als instrument. Om die reden moeten we voortdurend onze eigen psychische gezondheid evalueren en persoonlijke moeilijkheden onderzoeken. Ook wanneer we bij verschillende cliënten weerkerende patronen herkennen in hoe processen verlopen, is het zinvol om dat te onderzoeken: wat zegt dit misschien over onszelf, meer dan over onze individuele cliënten? Dit zelfonderzoek helpt ons niet alleen om eigen innerlijke conflicten te begrijpen, maar het helpt ook om te voorkomen dat we deze op onze cliënten projecteren​​. Hierin ligt dus het belang van eigen therapie of intervisie en supervisie.
  3. Risico’s van onbewuste motieven: Wanneer therapeuten zich niet bewust zijn van hun eigen emotionele bagage, kunnen ze deze onbewust uitleven in hun werk. Dit kan schadelijk zijn voor zowel henzelf als voor de mensen met wie ze werken. Het is cruciaal dat therapeuten leren omgaan met hun eigen pijnlijke ervaringen om deze effectief te integreren in hun professionele rol​​. Je kan immers maar bewust kiezen voor andere manieren van reageren en inter-ageren, wanneer je je meer bewust bent van wat je zelf zo probeert te vermijden of wat je aan patronen vaak herhaalt in interacties.
  4. Positieve aspecten van de wounded healer: Wanneer je eigen emotionele moeilijkheden hebt doorwerkt, kan er zich een unieke empathie en begrip ontwikkelen voor cliënten. Deze persoonlijke ervaringen met pijn of existentiële levensthema’s kan je in staat stellen diepere verbindingen te maken en effectiever te zijn in de procesbegeleiding. Je wordt sensitiever, je pikt andere signalen op en je voelt de moed en sterkte in jezelf om hierover in gesprek te gaan en om mensen mee op weg te nemen naar waar het pijn doet.
  5. Balans tussen professionele en persoonlijke behoeften: Als hulpverleners moeten we een balans weten te vinden tussen het vervullen van de behoeften van onze cliënten en het zorgen voor het eigen welzijn. Het is belangrijk dat we tijd en ruimte nemen voor zelfzorg en persoonlijke groei om daarmee burn-out en secundaire traumatisering te voorkomen​​.