Auteursarchief: elsverheyen

Over elsverheyen

Els Verheyen is klinisch psychologe en docente psychologie. Zij werkt bij de patiënten- en familievereniging AN-BN vzw en helpt mensen op weg met vragen en zorgen over eetstoornissen en aanverwante problemen.

Het boek – in de media

Het boek “Help! Mijn kind heeft een eetstoornis” kreeg intussen al wat mediabelangstelling.

Hieronder een overzicht:

Een mooi beeldverslag van de boekvoorstelling van LocalTV Lommel:
LocalTV Lommel
10408028_814735328592177_1738569790716262546_n

 

 

 

 

 

Het Belang Van Limburg online (15-03-’15)
Internetgazet Lommel (14-03-’15)

De Morgen ‘Ouders moeten àlles weten over anorexia’ (09-03-’15)
Het Laatste Nieuws (09-03’15)
Het Belang Van Limburg (07-03’15), met op de 3de pagina mijn toelichting

Boekvoorstelling – 6x waarom je dit boek moet lezen

Op vrijdag 13 maart 2015 werd het boek “Help! Mijn kind heeft een eetstoornis” (uitgegeven bij EPO) voorgesteld aan het publiek in het CC De Adelberg in Lommel. Als coauteur kwam ik er vertellen waarom mensen het boek zeker moeten lezen, want dat doe je meestal op zo’n avond 😉
Kon je er niet bij zijn, of wil je nog eens herlezen wat ik heb verteld, dan kan je dat hieronder lezen.

Dia1

Wanneer ouders te horen krijgen of ontdekken dat hun kind een eetstoornis heeft, is het een vaak voorkomende uitroep of gedachte: “Help! Mijn kind heeft een eetstoornis. Wat nu gedaan?” Het is een vraag die ouders wel vaker stellen, in het Inloophuis in Leuven waar ik werk.

 

Deze uitroep werd voor mij een oproep. Een oproep om mee te schrijven aan een boek, dat er eigenlijk al veel eerder had moeten zijn. Het werd een boek waarin belangrijke vragen gesteld worden en waarin we samen met ouders op zoek gaan naar antwoorden. Vanavond wil ik jullie graag enthousiast maken en vertellen waarom je het boek zeker moet lezen. Misschien zijn er hier wel ouders aanwezig in de zaal, die de fase wel kennen waarin kinderen altijd maar vragen “Waarom?” Wel, ik geef zes keer antwoord op die vraag: “Waarom?”

Dia2

Het boek heeft een doel, het vertelt een uniek verhaal, maar het bundelt ook de verhalen van vele andere gezinnen, het bevat suggesties en het heeft een belangrijke missie. En voor de vrienden en familie is er ook nog die zesde reden om het boek te lezen, namelijk: omdat ik het geschreven heb 😉

 

Ik wil hierbij trouwens meteen van de gelegenheid gebruik maken om mijn trouwe supporters te bedanken: familie, vrienden en vrijwilligers (waarvan er een aantal ook aanwezig zijn vanavond). Het doet ongelooflijk veel deugd om mensen rond je te hebben die je steunen en die zo in jou en het werk dat je doet geloven. En een speciaal woord van dank aan mijn partner, die mijn rots in de branding is en mijn baken van rust, ook tijdens de meest woelige periodes. En woelige periodes zijn het wel geweest de afgelopen maanden…

Ik heb met hart en ziel aan dit boek geschreven en ik heb er in totaal toch wel een paar maanden van mijn leven in geïnvesteerd. Dit is mijn geschenk aan de ouders van Chloë. Ik kan hun dochter daarmee niet terugbrengen, maar ik heb wel heel hard mijn best gedaan om iets terug te geven, dat hopelijk nog lang en voor veel mensen van betekenis mag zijn.

Dat gezegd zijnde, zullen we eens kijken welke andere redenen er nog zijn om dit boek te lezen.

1. Doel: informeren – bewust maken

Dia3

Het boek heeft een belangrijk doel. Het wil mensen informeren over eetstoornissen en hen bewust maken dat een eetstoornis niet zomaar een puberziekte is die wel vanzelf overgaat. Een eetstoornis is een ernstige psychiatrische stoornis, waar goede professionele begeleiding bij nodig is.

Als je een eetstoornis tijdig herkent, dan kan er sneller hulp ingeschakeld worden en dat is de kans op volledig herstel het grootste.

Om een eetstoornis goed te kunnen herkennen is het belangrijk om te weten dat iemand eetgedrag of gewicht eigenlijk niet zoveel zeggen over de ernst van de problemen. Wat je aan de buitenkant ziet is maar het topje van de ijsberg. Een eetstoornis gaat eigenlijk niet over eten. Maar het gaat over jezelf kwijt zijn, je angstig, klein en onzeker voelen, je onveilig voelen en dan maar een veiligheid opzoeken in de controle die je denkt te hebben over eten en gewicht. Alleen verlies je na verloop van tijd de controle over het controleren. Om die patronen te leren doorbreken heb je hulp nodig. In het boek staat uitgelegd welke soort hulp het meest aangewezen is bij eetstoornissen, maar ook dat je vaak moet zoeken tot je vindt wat bij je past.

2. Verhaal

Dia4
En zo komen we bij het verhaal van Chloë terecht. Het is een verhaal over wat een eetstoornis met een gezin kan doen. Over de machteloosheid die je kan voelen als ouder, over de frustrerende zoektocht naar hulp, over het je overgeleverd voelen aan toeval of geluk. Maar ook over de gevolgen die een eetstoornis kan hebben, op de persoon zelf, maar ook op zijn familie.

Het verhaal van Chloë vertelt ook over een gevolg waar maar weinig mensen bij stilstaan. 5 à 8% van de mensen die lijden aan anorexia nervosa overlijdt vroegtijdig aan de eetstoornis, of door zelfdoding. Dit is een realiteit die we niet uit het oog mogen verliezen, maar waar we met grote zorg alert voor moeten zijn. We moeten leren uit wat er gebeurd is, om zoveel mogelijk mensen te helpen deze eetstoornis te overwinnen.

3. Ervaringen

Dia5Om te weten te komen wat kan helpen en wat we beter of anders kunnen doen, heb ik mijn oor te luisteren gelegd bij zovele andere gezinnen.

Want jammer genoeg zijn er in Vlaanderen naar schatting ongeveer 10.000 personen met een eetstoornis. En het aantal familieleden is daar dan nog eens een veelvoud van.

Wat kunnen we leren uit de verhalen van die gezinnen? Welke vragen hebben zij wanneer ze voor het eerst geconfronteerd worden met een eetstoornis? Waar hebben ze nood aan? Wat heeft hen geholpen doorheen het aanvaardings- en herstelproces? Dit soort ervaringen staat centraal in het boek.

4. Suggesties

Dia6
Wat mensen geholpen heeft, heb ik omgezet in suggesties. Aangezien ik zelf allergisch ben aan boeken die beweren dat ze dé snelle oplossing hebben, wou ik niet zomaar een bundel vol kant-en-klare tips meegeven. “Als u deze 10 stappen doorloopt is het probleem opgelost.” Zo werkt het jammer genoeg niet.

 

Als er iets is wat ik geleerd heb in al die jaren dat ik werk met mensen met een eetstoornis en hun omgeving, dan is het wel dit: elke persoon en situatie is zo uniek dat je er maatwerk voor nodig hebt.

Daarom heb ik in dit boek suggesties verzameld. Zoals de suggesties op een menukaart kan je kiezen wat bij jouw situatie (nood/honger) past en je kan suggesties ook nog aan jouw voorkeur aanpassen. Stel… Je wil graag een ijscoupe. Maar eigenlijk wil je liever chocoladesaus in plaats van caramelsaus. Dan moet dat mogelijk zijn. Zo zou je de suggesties in dit boek ook kunnen zien: als voorbeelden die je kan gebruiken om ze naar jouw voorkeur en situatie aan te passen.

5. Missie

Dia7

Elke dag dat ik ga werken bij ANBN doe ik dat vanuit een passie en vanuit een missie. En vanuit diezelfde motivatie heb ik ook meegeschreven aan dit boek. Ik wil heel graag meegeven aan mensen die zelf aan een eetstoornis lijden en aan hun familieleden dat je sàmen kan toewerken naar herstel.

 

Soms zeggen mensen wel eens: “Ja, maar ik heb al 10 jaar een eetstoornis. Voor mij is herstel niet meer mogelijk…”

Wel, herstel betekent voor iedereen iets anders. Herstel is bijvoorbeeld dat je weer kan gaan leven in plaats van te overleven. Herstel kan ook zijn dat je nog wel volgens een schema eet, maar dat je dankzij dat schema geen godganse dagen meer zit te piekeren over wat je wel of niet zou eten. Daardoor komt er gigantisch veel energie en ruimte in je hoofd vrij voor de dingen die er écht toe doen.

Herstellen is een proces. Elke dag kan je een stap zetten, elke dag kan je je best doen. En waar je dan uiteindelijk uitkomt, dat valt niet te voorspellen! Dus blijf volhouden, blijf zoeken en blijf vooral stappen zetten.

En dat herstellen… dat gaat nog stukken beter als je een team supporters naast je hebt staan. Als ik aan het begin van mijn uiteenzetting mijn familie, vrienden, vrijwilligers en partner bedankte, is dat ook om die reden. Samen gaan wij op weg naar herstel bij eetstoornissen. En het boek wil jullie ook oproepen om zo’n team supporters bij elkaar te zoeken als je het moeilijk hebt (zelfs los van een eetstoornis). Als je het zelf heel erg moeilijk hebt, is het heel belangrijk om mensen naast je te hebben die in je blijven geloven en die samen met jou blijven hopen op beterschap en die blijven zoeken hoe je tot herstel kan komen. Dat is mijn missie: samen op weg naar herstel!

Bedankt!

Ik wil jullie hartelijk danken voor jullie interesse. De rest van de avond blijf ik beschikbaar, dus als er nog mensen zijn die vragen willen stellen of die mij persoonlijk willen aanspreken dan kan dat. Er zijn ook nog andere vrijwilligers aanwezig, aan de stand van ANBN in de inkomhal. Mocht het toch niet lukken vanavond, dan kunnen jullie me ook via internet wel terugvinden. Dank jullie wel en ik wens jullie veel hoop en inspiratie bij het lezen van het boek.

Interesse in het boek?
Je kan het aankopen via BAAN Chloë, of als je in Leuven woont of studeert of in het Inloophuis kan langskomen, dan geef je me maar een seintje. Dan leg ik een exemplaar voor je opzij!

 

 

 

Over de gewichtigheid van gewichten in artikels

Artikels over eetstoornissen. Als je bekijkt wat er zo allemaal de afgelopen jaren verschenen is, kan je verschillende tendensen zien. Artikels die echt bewust op zoek gaan naar verdieping en die rekening houden met wat gevoelig kan liggen, en daarnaast artikels die mensen willen wakker schudden. Die tweede soort artikels heeft vaak verontrustende en choquerende titels: “15 jaar en XX kilo“, “Anorexiamodel (XX kg) sportte 7 uur per dag en overleefde 3 hartaanvallen“, … Of het zijn artikels met triggerende foto’s ernaast van uitgemergelde lichamen. We hebben er een hele verzameling van liggen in het Inloophuis.

Wat de meeste mensen meteen opvalt aan zo’n artikel zijn de titel, de beelden en de inzetten (de vetgedrukte citaten in de marges of in de tekst). Redacteurs weten hoe de principes van selectieve aandacht werken en hoe ze die aandacht moeten trekken. Dus kiezen ze er bewust voor om te choqueren.

Maar dat heeft ook nadelen. Ik som er vijf op.

  1. “Zo extreem is het bij mij(n kind) nog niet.”

    Je leest een artikel en daarin wordt een gevaarlijk laag gewicht vermeld. Misschien maak je je zorgen om jouw kind, of om een persoon in jouw omgeving. Of misschien twijfel je zelf nog of je wel een eetstoornis hebt. Als je zo’n laag gewicht leest, kan dat de indruk geven dat het allemaal nog wel meevalt als je er nog een eindje boven zit. Waarom zou je dan hulp gaan zoeken? Waarom zou je je zorgen maken, als het eigenlijk allemaal nog zoveel erger kan?

    Zo herinner ik me het verhaal van een vrijwilliger die vertelde: “Mijn huisarts had net een artikel gelezen over anorexia nervosa. Daarin stond vermeld dat hospitalisatie pas nodig was vanaf een bepaald gewicht. Ik zat daar nog 4kg boven, dus er was niets aan de hand. Ik moest mijn best blijven doen om op gewicht te blijven en daarmee was de kous af.”

    Alsof je niet ook een heel ernstige en levensgevaarlijke eetstoornis kan hebben op eender welk gewicht… Ook mensen die lijden aan overgewicht kunnen ernstig ondervoed zijn, of kunnen door een extreem dieet of door extreem te compenseren hun leven op het spel zetten.
    Oh-bij-mij-is-het-zo-erg

  2. Gewichten zeggen alles, maar tegelijk ook niets.

    Een gewicht alleen zegt eigenlijk niets, als je niet ook rekening houdt met de lengte, de buikomtrek en de verdere algehele conditie van een persoon.  40kg bij een kind van 1,20 meter betekent iets heel anders dan 40kg bij een volwassene die een pak groter is.

    Huisartsen en schoolartsen registreren zowel lengte als gewicht om via longitudinaal onderzoek te kunnen bijhouden hoe mensen evolueren. Met deze twee getallen kunnen zij de BMI berekenen (Body Mass Index, of ook wel Quetelet schaal genoemd, naar de Belg die de formule voor deze maat bedacht). Het VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) neemt aan dat deze BMI het best tussen 18,5 en 25 is, om gezond genoemd te kunnen worden. (In gespecialiseerde eetstoorniscentra wordt het minimum gezond gewicht berekend op basis van een BMI 20).

    Daarnaast is intussen ook de maatstaf van de huisartsen veranderd: zij registreren niet enkel lengte en gewicht, maar meten ook uw buikomtrek. De reden hiervoor is dat de BMI niet zo betrouwbaar is om in te schatten of iemand fysiek gezond is. De buikomtrek is een extra parameter die daarbij kan helpen en die bijvoorbeeld kan aangeven of iemand een verhoogd risico loopt op hart- en vaatziekten. Ik ben geen arts, dus de technische kant van de zaak bespreekt u best eens met uw eigen huisarts, als u er meer over wil weten.
    Ik geef deze informatie mee als extra argument om aan te tonen dat gewicht alleen niet voldoende is om in te schatten hoe (on)gezond iemand is.

  3. Een gewicht verhult de ware broeikas van problemen

    Een eetstoornis gaat niet over gewicht, ook al is het wat aan de buitenkant het meeste opvalt. Maar nog vaker valt het zelfs helemaal niet op aan de buitenkant, want eigenlijk hebben de meeste mensen met een eetstoornis last van een eetstoornis die je op het eerste gezicht zelfs helemaal niet kan zien! Van de 10 personen met een eetstoornis is er maar één die lijdt aan anorexia nervosa (waar ondergewicht een belangrijk signaal is). Iemand kan dus een “perfect normaal gewicht” hebben – voor zover dat al bestaat – zonder dat je weet hoe het er vanbinnen bij die persoon aan toe gaat. Op die manier verhult het gewicht een broeikas van problemen, die aan de oppervlakte niet of nauwelijks zichtbaar zijn.

    Een gewicht of een getal zegt dus helemaal niets over de mentale fixatie waarmee mensen met een eetstoornis te kampen kunnen krijgen. Een gewicht zegt niets over de massieve gevoelens die als een blok vast kunnen zitten in je lijf, waardoor je niet meer kàn eten. Of waardoor je misschien net begint te overeten om alles er nadien uit te kunnen braken, in de hoop dat je je nadien terug beter zou voelen, maar dat doet het niet… Of misschien ga je overeten om de gevoelens weg te drukken, om even alleen te zijn met het eten en verder niets te hoeven voelen of denken. Maar ook dat werkt niet, want de realiteit kan je niet ontkennen. Het leven is nu eenmaal wat het is. We zullen ermee moeten leren leven en ermee leren omgaan. En een eetstoornis helpt je niet “omgaan met” de moeilijke dingen in het leven, integendeel: het is een vermijdingstactiek om maar niet te moeten voelen, of niet te moeten nadenken over wat je zo in de knoop brengt.

  4. Het psychologisch gewicht van een eetstoornis is niet in cijfers uit te drukken

    De psychologische zwaarte van een eetstoornis valt niet met een gewicht of ander cijfer uit te drukken. Aan een gewicht kan je niet zien hoezeer en waaraan de persoon voor jou lijdt. Om zicht te krijgen op de sneltreinen vol gedachten en de achtbanen van gevoelens zal je toch echt naar de unieke ervaringen moeten luisteren. In de meeste artikels is daar onvoldoende plaats voor, om mensen gewoon te laten bestaan in hun genuanceerde complexiteit.

  5. Een gewicht is geen identiteitskenmerk

    Wanneer je in een artikel groot een gewicht in de (selectieve) aandacht zet, komt het over alsof je die persoon en zijn problematiek daar volledig mee kan bevatten. Alsof het daarmee alleen al allemaal gezegd is. Alsof die persoon niet zoveel meer is, dan een getal, waarop hij wordt vastgepind en over wordt aangesproken. “Ik ben Els en ik weeg XX kg.” Weet jij nu wie ik ben?

    Dus, wie is die persoon daarnaast nog meer? Wat voor angsten en zorgen hebben ertoe geleid dat deze persoon zo vastgelopen is in zijn of haar leven? Wat voor passies en talenten heeft hij of zij? Hoe kunnen we die ondergesneeuwde dromen en verlangens terug van onder het stof halen, zodat deze persoon kan uitbreken uit de eetstoornis-kooi en terug kan openbloeien? Hoe voelt deze mens zich, en heeft hij of zij nog hoop? Hoe kunnen we helpen vasthouden aan het leven? Dat interesseert mij eigenlijk veel meer, dan weten hoeveel iemand weegt.

Hoe dan wel communiceren over eetstoornissen?

Wij zaten met een werkgroep samen en schreven onze richtlijnen voor een doordacht mediabeleid. Daarin geven we suggesties mee, op basis van onderzoek en op basis van onze eigen ervaringen (wat voelde goed, hoe kwamen mensen het beste tot hun recht, op welke manier werd er op een respectvolle en tegelijk duidelijke manier gecommuniceerd,…).

Zelf hanteren we binnen onze vereniging ook huisregels, waarmee we zelf het goede voorbeeld geven. Op ons forum en onze chat worden bijvoorbeeld geen gewichten vermeld. Op die manier verminderen we de kans dat lotgenoten elkaar triggeren of in een negatieve spiraal naar beneden trekken. We leggen ook duidelijk uit waarom we onze eigen “laagste gewichten” niet vermelden: de kans is te groot dat mensen op basis van het gewicht proberen in te schatten hoe ernstig onze eetstoornis was en hoe ernstig hun eigen problemen dan in vergelijking zijn. Maar elke eetstoornis is ernstig. Elke persoon die zich zo ongelukkig voelt met en in zichzelf dat hij zichzelf wil “verminderen” of wil doen “verdwijnen” is het waard om hulp te zoeken. Ongeacht wat het getal op de weegschaal is dat het leven zo beheerst…

Tekort aan psychiatrische bedden voor minderjarigen is allesbehalve herstelbevorderend

We lezen het vandaag in De Standaard, maar het is een verhaal dat jammer genoeg wel vaker voorkomt: minderjarigen die geen plaats vinden in kinder- en jeugdpsychiatrie worden dan maar noodgedwongen opgenomen op een afdeling voor volwassenen. Reden: er zijn onvoldoende bedden op kinder- en jeugdpsychiatrie om alle kinderen en jongeren met specifieke en soms complexe zorgnoden op te vangen. Zo pleit Prof. Adriaenssens bijvoorbeeld voor het inrichten van plaatsen waar jongeren langduriger kunnen verblijven, dan wat nu mogelijk is. Herstellen wat gebroken is, jezelf leren kennen en graag leren zien,… kost tijd. En die tijd wordt jongeren nu maar zelden gegund, en dan nog in een omgeving die niet echt op hun maat is… In zo’n context is het moeilijk aan herstel te werken. Voor sommige jongeren komen er juist nog extra kwetsuren en soms zelfs traumatische ervaringen bovenop.

Het is juist dit tekort aan plaatsen voor kinderen en jongeren dat ook de vzw BAAN Chloë wil aanklagen. BAAN staat voor Betere Aanpak Anorexia Nervosa en Chloë is de naam van een meisje dat overleed aan de gevolgen van anorexia nervosa. Zij overleed onder andere doordat er lange wachtlijsten waren en omdat er te lang gewacht werd om door te verwijzen naar meer gespecialiseerde hulp. Maar ook omdat er in de regio waar het gezin woonde (provincie Limburg) eigenlijk geen kinder- en jeugdpsychiatrische bedden waren waar deze problematiek goed behandeld kan worden. Intussen werd in Genk wel een nieuw kinderpsychiatrisch centrum opgericht. Het is echter maar de vraag hoe lang het zal duren voor ook daar de wachtlijsten dicht slibben en of men er voldoende kennis heeft om met eetstoornissen om te gaan. Laat ons in ieder geval hopen dat er heel wat kinderen tijdig hulp kunnen vinden, voor het definitief te laat is.

Het boek “Help! Mijn kind heeft een eetstoornis” kan je aankopen bij BAAN Chloë. Als je het boek via hun website koopt, gaat de opbrengst naar hun vzw, zodat zij de strijd voor een beter georganiseerde hulpverlening bij eetstoornissen nog verder kunnen zetten.

Lees hier de artikels die vandaag werden gepubliceerd in De Standaard.

Kan je herstellen van een eetstoornis?

Herstellen van een eetstoornis doe je niet in 1-2-3. Dat gaat altijd met vallen en opstaan. In die zin is een “terugval” iets dat eigenlijk wel bij het herstelproces hoort. Het is niet zo dat je een behandeling van 20 sessies kan volgen en dat daarmee voor altijd je problemen opgelost zijn. Was het maar zo eenvoudig… 

Eetstoornissen hebben met zoveel verschillende factoren te maken en grijpen heel erg in in het (psychische) leven van mensen. Je moet ook elke dag minstens 3 keer eten, dus je wordt elke dag opnieuw geconfronteerd met het moeilijkste wat er is (of zo voelt het toch voor jou). Gemiddeld gesproken duurt het 7,5 jaar voor mensen met een eetstoornis herstellen, maar dat kan variëren van 6 maanden tot langer dan 30 jaar.

“Je kan op voorhand nooit weten hoelang het bij jou zal duren. Maar geef jezelf de tijd om jezelf beter te leren kennen en om met je problemen aan de slag te gaan. En maak er elke dag opnieuw het beste van. Leer uit je tegenslagen. Dat is de enige manier om vooruit te geraken, om aan je persoonlijke herstel te werken.” (tip van een ervaringsdeskundige)

Een metastudie van Steinhausen (2002) toont trouwens aan dat ongeveer 47% volledig herstelt van anorexia nervosa, 33% verbetert maar houdt problemen, en 20% blijft langdurig ziek (= langer dan 10 jaar). Een meta-analyse van 79 studies over boulimia nervosa toont vergelijkbare resultaten (Steinhausen, 2009): 45% herstelt, 27% verbetert en 23% blijft langdurig ziek.

Na verloop van tijd zal 5 à 8 % van de mensen met anorexia nervosa overlijden aan de gevolgen van de eetstoornis (1/3 door zelfdoding en 2/3 door lichamelijke complicaties). Dit verhoogde risico op vroegtijdig overlijden wordt merkwaardig genoeg niet teruggevonden bij boulimia nervosa.

Opnames in Vlaanderen in een hoog gespecialiseerde eetstoornisafdeling duren 3 maanden tot 6 maanden, maar voordien hebben mensen vaak al ambulante therapie gevolgd en na een opname is nog minstens een jaar nazorg nodig. In die periode leer je jezelf beter kennen, leer je kijken waar jij het moeilijk mee hebt en hoe je daar op een gezondere manier mee kan omgaan.

“Voor mij was opname een eerste confrontatie met mezelf. Het hielp om de structuur van mijn leven terug vast te krijgen. Maar na de opname heb ik nog veel werk gehad in therapie. Ik heb er geleerd mijn eigen ‘handleiding’ te schrijven. Wat zijn situaties die ik moeilijk vind? Waaraan kan ik merken dat het terug moeilijk gaat (hervalpreventie)? Wat en wie kan mij helpen om met die moeilijkheden om te gaan? Ik maakte zelfs een hele ‘hersteldoos’ met allerlei dingen in die voor mij helpend waren: een cd met liedjes om te huilen of om me juist op te peppen, een dagboek en een kleurboek, kaartjes met inspirerende quotes op, een afscheidsbrief aan mijn eetstoornis met daarin uitgelegd waarom ik zonder eetstoornis wou leven,…”

De meeste mensen met een eetstoornis worden ambulant begeleid (via therapie, diëtiste, huisarts,…) en slechts een klein deel daarvan wordt ooit opgenomen. Soms is 1 opname voldoende, maar soms hebben mensen ook meerdere opnames nodig.

We weten verder dat een grote groep van mensen naast een eetstoornis ook nog andere problemen heeft (vb. trauma, angststoornis, dwangstoornis, borderline kenmerken,…). Dit samen voorkomen van verschillende problemen noemen we ook wel eens comorbiditeit. Een Europees onderzoek van Preti en collega’s (2009) leerde ons dat comorbiditeit frequent voorkomt: 42,1% bij personen met anorexia nervosa, 69,4% bij personen met boulimia nervosa en 62,2% bij personen met een eetbuistoornis.

Dat maakt het hele verhaal nog eens extra ingewikkeld en het kan ervoor zorgen dat een behandeling langer duurt, omdat je verschillende probleemgebieden ruimte moet geven.

Zo heeft een van onze bezoekers meer dan 30 opnames achter de rug, ook in een gewoon ziekenhuis voor fysieke klachten (door de anorexia) en kortdurende opnames van vb. 2 weken op PAAZ-afdelingen, maar ook een aantal opnames op eetstoornisafdelingen. Zij heeft een langdurige eetstoornis en heeft intensieve opvolging nodig om het leven aan te blijven kunnen. Maar we kennen ook mensen die een half jaar therapie volgen en die daarmee voldoende tools mee krijgen zodat ze er weer zelf mee verder kunnen.

Zoek naar de hulp die jij nodig hebt op dit moment. En als je voelt dat wat je aangeboden krijgt niet past, zoek dan verder.

Probeer uit alles wat je aangeboden krijgt het beste te halen: soms betekent het dat je vb. in een opname een aantal werkvormen erbij moet nemen, ook al zijn die niet zo zinvol voor jou op dat moment. Zoek dan naar wat je eruit kan meenemen: dat kan bijvoorbeeld ook zijn dat je voor jezelf ziet dat je op dat ene thema al ver vooruit bent gegaan in het verleden, of dat je daar zelfs tips aan lotgenoten kan geven.

Tenslotte bleek uit het eerder vermelde Europese onderzoek van Preti en collega’s (2009) dat het aantal personen dat professionele hulp zoekt opvallend laag is! Slechts 35% zocht hulp bij anorexia nervosa, 48% bij boulimia nervosa en 30% bij de overige eetstoornissen.

Ik hoop dat mensen die nu nog twijfelen of ze wel hulp zouden inschakelen toch de stap durven zetten. Dat kan ook anoniem en zonder dat iemand je tot iets verplicht, vb. via het forum van de vereniging ANBN.

Maar je kan ook meteen professionele hulp zoeken. Lees er hier meer over.