Vandaag lezen we in De Standaard een sterk opiniestuk van collega klinisch psychologe Kaatje Vandevelde, werkzaam in groepspraktijk Naiade. De praktijken waar ik zelf werk liggen er op een boogscheut vandaan. Haar ervaringen zouden de onze kunnen zijn.
Terwijl overal hard gewerkt en gezwoegd wordt om de COVID-19 pandemie onder controle te krijgen en zieken te verzorgen, merken wij al enkele maanden een verontrustend fenomeen.
Wekelijks contacteren gemiddeld vijf nieuwe mensen me met de vraag om een traject op te starten. Mijn agenda zit vol. Die van mijn collega’s ook. Die van collega’s in onze psychologenkring-groep ook. Gelukkig vindt een dringende vraag daar vaak toch nog wel net dat ene plekje bij die ene persoon die net toevallig ruimte heeft. Maar ook dat kanaal slibt dicht.
Collega’s met ruim twintig jaar ervaring vertellen me hoe wat ze meemaken ongezien is. Cliënten die pijlsnel afglijden, meer mensen met angstige, depressieve en suïcidale klachten. We proberen nabij te blijven, we houden de vinger aan de pols en we moeten steeds vaker vaststellen dat onze cliënt doodziek is en op een psychiatrische intensieve afdeling zou moeten kunnen opgenomen worden.
Terwijl afdelingen in ziekenhuizen omgevormd werden naar Covid-19 afdelingen, zien we dat er voor die stroom aan psychische crisissen echter geen bedden extra vrijgemaakt (kunnen?) worden.
Ik weet niet aan de mouwen van welke minister of CEO of dienst we moeten trekken om dit te melden. Of hoe we moeten bewijzen dat er een stijgend aantal hulpvragen is, want er bestaat niet zoiets als een algemene registratie.
Collega’s van de Universiteit Antwerpen zijn net gestart met een online bevraging naar de wachtlijsten en aanmeldingstops in ambulante praktijken. Laten we die als hulpverleners massaal invullen. Laat ons op die manier een krachtig signaal geven aan het beleid, aan de mensen die kunnen bepalen dat er uitbreiding kan komen van specifieke zorg.
En verder blijven we samen met onze cliënten ploeteren en zoeken. We blijven benoemen wat helpend is tijdens crisisperiodes. We blijven zoeken naar wat hoop, structuur en perspectief kan bieden in een onvoorspelbare situatie. Net als tijdens een oorlog weten we niet hoelang dit nog zal duren, hoeveel langer we nog moeten schuilen, wanneer het veiliger wordt en wanneer we onze dierbaren terug in de armen kunnen sluiten. Als die dierbaren nog in leven zijn en nog voldoende gezond zijn, natuurlijk. Want ook net als tijdens een oorlog hebben mensen niet meer de kans om afscheid te nemen van hun dierbare overledenen op een manier die passend voelt. Alles op afstand, in kleine bubbels, zonder het dragende gevoel van echt contact.
Het is dit onheilspellende afgescheiden voelen van de ander en van het leven dat ons bedreigt. Het is wat onze mentale gezondheid bedreigt. Het is wat ook dreigend boven mijn eigen hoofd hangt en dat ik net zo goed te dragen heb als mijn cliënten. Zo anders zijn we immers niet…
Een lichtpunt aan de horizon is dat we in fase 2A ons vaccin zullen krijgen. Dat is dan toch al een optie minder waardoor we kunnen uitvallen met ziekte. Laat ons echter goed voor onszelf en onze collega’s zorgen. Grenzen stellen, op tijd ontkoppelen, structuur houden en beroep doen op de verbondenheid met onze naasten. Wat we onze cliënten meegeven dienen we zelf ook toe te passen. En dus heb ik vandaag uitgeslapen, mezelf rust gegund en ben ik even niet holderdebolder alle mails aan het beantwoorden. Even de rem op. Ik wil immers zelf geen slachtoffer worden van ‘die andere pandemie’.