Categoriearchief: eetstoornis

Over de gewichtigheid van gewichten in artikels

Artikels over eetstoornissen. Als je bekijkt wat er zo allemaal de afgelopen jaren verschenen is, kan je verschillende tendensen zien. Artikels die echt bewust op zoek gaan naar verdieping en die rekening houden met wat gevoelig kan liggen, en daarnaast artikels die mensen willen wakker schudden. Die tweede soort artikels heeft vaak verontrustende en choquerende titels: “15 jaar en XX kilo“, “Anorexiamodel (XX kg) sportte 7 uur per dag en overleefde 3 hartaanvallen“, … Of het zijn artikels met triggerende foto’s ernaast van uitgemergelde lichamen. We hebben er een hele verzameling van liggen in het Inloophuis.

Wat de meeste mensen meteen opvalt aan zo’n artikel zijn de titel, de beelden en de inzetten (de vetgedrukte citaten in de marges of in de tekst). Redacteurs weten hoe de principes van selectieve aandacht werken en hoe ze die aandacht moeten trekken. Dus kiezen ze er bewust voor om te choqueren.

Maar dat heeft ook nadelen. Ik som er vijf op.

  1. “Zo extreem is het bij mij(n kind) nog niet.”

    Je leest een artikel en daarin wordt een gevaarlijk laag gewicht vermeld. Misschien maak je je zorgen om jouw kind, of om een persoon in jouw omgeving. Of misschien twijfel je zelf nog of je wel een eetstoornis hebt. Als je zo’n laag gewicht leest, kan dat de indruk geven dat het allemaal nog wel meevalt als je er nog een eindje boven zit. Waarom zou je dan hulp gaan zoeken? Waarom zou je je zorgen maken, als het eigenlijk allemaal nog zoveel erger kan?

    Zo herinner ik me het verhaal van een vrijwilliger die vertelde: “Mijn huisarts had net een artikel gelezen over anorexia nervosa. Daarin stond vermeld dat hospitalisatie pas nodig was vanaf een bepaald gewicht. Ik zat daar nog 4kg boven, dus er was niets aan de hand. Ik moest mijn best blijven doen om op gewicht te blijven en daarmee was de kous af.”

    Alsof je niet ook een heel ernstige en levensgevaarlijke eetstoornis kan hebben op eender welk gewicht… Ook mensen die lijden aan overgewicht kunnen ernstig ondervoed zijn, of kunnen door een extreem dieet of door extreem te compenseren hun leven op het spel zetten.
    Oh-bij-mij-is-het-zo-erg

  2. Gewichten zeggen alles, maar tegelijk ook niets.

    Een gewicht alleen zegt eigenlijk niets, als je niet ook rekening houdt met de lengte, de buikomtrek en de verdere algehele conditie van een persoon.  40kg bij een kind van 1,20 meter betekent iets heel anders dan 40kg bij een volwassene die een pak groter is.

    Huisartsen en schoolartsen registreren zowel lengte als gewicht om via longitudinaal onderzoek te kunnen bijhouden hoe mensen evolueren. Met deze twee getallen kunnen zij de BMI berekenen (Body Mass Index, of ook wel Quetelet schaal genoemd, naar de Belg die de formule voor deze maat bedacht). Het VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) neemt aan dat deze BMI het best tussen 18,5 en 25 is, om gezond genoemd te kunnen worden. (In gespecialiseerde eetstoorniscentra wordt het minimum gezond gewicht berekend op basis van een BMI 20).

    Daarnaast is intussen ook de maatstaf van de huisartsen veranderd: zij registreren niet enkel lengte en gewicht, maar meten ook uw buikomtrek. De reden hiervoor is dat de BMI niet zo betrouwbaar is om in te schatten of iemand fysiek gezond is. De buikomtrek is een extra parameter die daarbij kan helpen en die bijvoorbeeld kan aangeven of iemand een verhoogd risico loopt op hart- en vaatziekten. Ik ben geen arts, dus de technische kant van de zaak bespreekt u best eens met uw eigen huisarts, als u er meer over wil weten.
    Ik geef deze informatie mee als extra argument om aan te tonen dat gewicht alleen niet voldoende is om in te schatten hoe (on)gezond iemand is.

  3. Een gewicht verhult de ware broeikas van problemen

    Een eetstoornis gaat niet over gewicht, ook al is het wat aan de buitenkant het meeste opvalt. Maar nog vaker valt het zelfs helemaal niet op aan de buitenkant, want eigenlijk hebben de meeste mensen met een eetstoornis last van een eetstoornis die je op het eerste gezicht zelfs helemaal niet kan zien! Van de 10 personen met een eetstoornis is er maar één die lijdt aan anorexia nervosa (waar ondergewicht een belangrijk signaal is). Iemand kan dus een “perfect normaal gewicht” hebben – voor zover dat al bestaat – zonder dat je weet hoe het er vanbinnen bij die persoon aan toe gaat. Op die manier verhult het gewicht een broeikas van problemen, die aan de oppervlakte niet of nauwelijks zichtbaar zijn.

    Een gewicht of een getal zegt dus helemaal niets over de mentale fixatie waarmee mensen met een eetstoornis te kampen kunnen krijgen. Een gewicht zegt niets over de massieve gevoelens die als een blok vast kunnen zitten in je lijf, waardoor je niet meer kàn eten. Of waardoor je misschien net begint te overeten om alles er nadien uit te kunnen braken, in de hoop dat je je nadien terug beter zou voelen, maar dat doet het niet… Of misschien ga je overeten om de gevoelens weg te drukken, om even alleen te zijn met het eten en verder niets te hoeven voelen of denken. Maar ook dat werkt niet, want de realiteit kan je niet ontkennen. Het leven is nu eenmaal wat het is. We zullen ermee moeten leren leven en ermee leren omgaan. En een eetstoornis helpt je niet “omgaan met” de moeilijke dingen in het leven, integendeel: het is een vermijdingstactiek om maar niet te moeten voelen, of niet te moeten nadenken over wat je zo in de knoop brengt.

  4. Het psychologisch gewicht van een eetstoornis is niet in cijfers uit te drukken

    De psychologische zwaarte van een eetstoornis valt niet met een gewicht of ander cijfer uit te drukken. Aan een gewicht kan je niet zien hoezeer en waaraan de persoon voor jou lijdt. Om zicht te krijgen op de sneltreinen vol gedachten en de achtbanen van gevoelens zal je toch echt naar de unieke ervaringen moeten luisteren. In de meeste artikels is daar onvoldoende plaats voor, om mensen gewoon te laten bestaan in hun genuanceerde complexiteit.

  5. Een gewicht is geen identiteitskenmerk

    Wanneer je in een artikel groot een gewicht in de (selectieve) aandacht zet, komt het over alsof je die persoon en zijn problematiek daar volledig mee kan bevatten. Alsof het daarmee alleen al allemaal gezegd is. Alsof die persoon niet zoveel meer is, dan een getal, waarop hij wordt vastgepind en over wordt aangesproken. “Ik ben Els en ik weeg XX kg.” Weet jij nu wie ik ben?

    Dus, wie is die persoon daarnaast nog meer? Wat voor angsten en zorgen hebben ertoe geleid dat deze persoon zo vastgelopen is in zijn of haar leven? Wat voor passies en talenten heeft hij of zij? Hoe kunnen we die ondergesneeuwde dromen en verlangens terug van onder het stof halen, zodat deze persoon kan uitbreken uit de eetstoornis-kooi en terug kan openbloeien? Hoe voelt deze mens zich, en heeft hij of zij nog hoop? Hoe kunnen we helpen vasthouden aan het leven? Dat interesseert mij eigenlijk veel meer, dan weten hoeveel iemand weegt.

Hoe dan wel communiceren over eetstoornissen?

Wij zaten met een werkgroep samen en schreven onze richtlijnen voor een doordacht mediabeleid. Daarin geven we suggesties mee, op basis van onderzoek en op basis van onze eigen ervaringen (wat voelde goed, hoe kwamen mensen het beste tot hun recht, op welke manier werd er op een respectvolle en tegelijk duidelijke manier gecommuniceerd,…).

Zelf hanteren we binnen onze vereniging ook huisregels, waarmee we zelf het goede voorbeeld geven. Op ons forum en onze chat worden bijvoorbeeld geen gewichten vermeld. Op die manier verminderen we de kans dat lotgenoten elkaar triggeren of in een negatieve spiraal naar beneden trekken. We leggen ook duidelijk uit waarom we onze eigen “laagste gewichten” niet vermelden: de kans is te groot dat mensen op basis van het gewicht proberen in te schatten hoe ernstig onze eetstoornis was en hoe ernstig hun eigen problemen dan in vergelijking zijn. Maar elke eetstoornis is ernstig. Elke persoon die zich zo ongelukkig voelt met en in zichzelf dat hij zichzelf wil “verminderen” of wil doen “verdwijnen” is het waard om hulp te zoeken. Ongeacht wat het getal op de weegschaal is dat het leven zo beheerst…

Kan je herstellen van een eetstoornis?

Herstellen van een eetstoornis doe je niet in 1-2-3. Dat gaat altijd met vallen en opstaan. In die zin is een “terugval” iets dat eigenlijk wel bij het herstelproces hoort. Het is niet zo dat je een behandeling van 20 sessies kan volgen en dat daarmee voor altijd je problemen opgelost zijn. Was het maar zo eenvoudig… 

Eetstoornissen hebben met zoveel verschillende factoren te maken en grijpen heel erg in in het (psychische) leven van mensen. Je moet ook elke dag minstens 3 keer eten, dus je wordt elke dag opnieuw geconfronteerd met het moeilijkste wat er is (of zo voelt het toch voor jou). Gemiddeld gesproken duurt het 7,5 jaar voor mensen met een eetstoornis herstellen, maar dat kan variëren van 6 maanden tot langer dan 30 jaar.

“Je kan op voorhand nooit weten hoelang het bij jou zal duren. Maar geef jezelf de tijd om jezelf beter te leren kennen en om met je problemen aan de slag te gaan. En maak er elke dag opnieuw het beste van. Leer uit je tegenslagen. Dat is de enige manier om vooruit te geraken, om aan je persoonlijke herstel te werken.” (tip van een ervaringsdeskundige)

Een metastudie van Steinhausen (2002) toont trouwens aan dat ongeveer 47% volledig herstelt van anorexia nervosa, 33% verbetert maar houdt problemen, en 20% blijft langdurig ziek (= langer dan 10 jaar). Een meta-analyse van 79 studies over boulimia nervosa toont vergelijkbare resultaten (Steinhausen, 2009): 45% herstelt, 27% verbetert en 23% blijft langdurig ziek.

Na verloop van tijd zal 5 à 8 % van de mensen met anorexia nervosa overlijden aan de gevolgen van de eetstoornis (1/3 door zelfdoding en 2/3 door lichamelijke complicaties). Dit verhoogde risico op vroegtijdig overlijden wordt merkwaardig genoeg niet teruggevonden bij boulimia nervosa.

Opnames in Vlaanderen in een hoog gespecialiseerde eetstoornisafdeling duren 3 maanden tot 6 maanden, maar voordien hebben mensen vaak al ambulante therapie gevolgd en na een opname is nog minstens een jaar nazorg nodig. In die periode leer je jezelf beter kennen, leer je kijken waar jij het moeilijk mee hebt en hoe je daar op een gezondere manier mee kan omgaan.

“Voor mij was opname een eerste confrontatie met mezelf. Het hielp om de structuur van mijn leven terug vast te krijgen. Maar na de opname heb ik nog veel werk gehad in therapie. Ik heb er geleerd mijn eigen ‘handleiding’ te schrijven. Wat zijn situaties die ik moeilijk vind? Waaraan kan ik merken dat het terug moeilijk gaat (hervalpreventie)? Wat en wie kan mij helpen om met die moeilijkheden om te gaan? Ik maakte zelfs een hele ‘hersteldoos’ met allerlei dingen in die voor mij helpend waren: een cd met liedjes om te huilen of om me juist op te peppen, een dagboek en een kleurboek, kaartjes met inspirerende quotes op, een afscheidsbrief aan mijn eetstoornis met daarin uitgelegd waarom ik zonder eetstoornis wou leven,…”

De meeste mensen met een eetstoornis worden ambulant begeleid (via therapie, diëtiste, huisarts,…) en slechts een klein deel daarvan wordt ooit opgenomen. Soms is 1 opname voldoende, maar soms hebben mensen ook meerdere opnames nodig.

We weten verder dat een grote groep van mensen naast een eetstoornis ook nog andere problemen heeft (vb. trauma, angststoornis, dwangstoornis, borderline kenmerken,…). Dit samen voorkomen van verschillende problemen noemen we ook wel eens comorbiditeit. Een Europees onderzoek van Preti en collega’s (2009) leerde ons dat comorbiditeit frequent voorkomt: 42,1% bij personen met anorexia nervosa, 69,4% bij personen met boulimia nervosa en 62,2% bij personen met een eetbuistoornis.

Dat maakt het hele verhaal nog eens extra ingewikkeld en het kan ervoor zorgen dat een behandeling langer duurt, omdat je verschillende probleemgebieden ruimte moet geven.

Zo heeft een van onze bezoekers meer dan 30 opnames achter de rug, ook in een gewoon ziekenhuis voor fysieke klachten (door de anorexia) en kortdurende opnames van vb. 2 weken op PAAZ-afdelingen, maar ook een aantal opnames op eetstoornisafdelingen. Zij heeft een langdurige eetstoornis en heeft intensieve opvolging nodig om het leven aan te blijven kunnen. Maar we kennen ook mensen die een half jaar therapie volgen en die daarmee voldoende tools mee krijgen zodat ze er weer zelf mee verder kunnen.

Zoek naar de hulp die jij nodig hebt op dit moment. En als je voelt dat wat je aangeboden krijgt niet past, zoek dan verder.

Probeer uit alles wat je aangeboden krijgt het beste te halen: soms betekent het dat je vb. in een opname een aantal werkvormen erbij moet nemen, ook al zijn die niet zo zinvol voor jou op dat moment. Zoek dan naar wat je eruit kan meenemen: dat kan bijvoorbeeld ook zijn dat je voor jezelf ziet dat je op dat ene thema al ver vooruit bent gegaan in het verleden, of dat je daar zelfs tips aan lotgenoten kan geven.

Tenslotte bleek uit het eerder vermelde Europese onderzoek van Preti en collega’s (2009) dat het aantal personen dat professionele hulp zoekt opvallend laag is! Slechts 35% zocht hulp bij anorexia nervosa, 48% bij boulimia nervosa en 30% bij de overige eetstoornissen.

Ik hoop dat mensen die nu nog twijfelen of ze wel hulp zouden inschakelen toch de stap durven zetten. Dat kan ook anoniem en zonder dat iemand je tot iets verplicht, vb. via het forum van de vereniging ANBN.

Maar je kan ook meteen professionele hulp zoeken. Lees er hier meer over.

 

 

Wat als je kind een eetstoornis heeft?

Zondag 13 september 2009. De dag waarop dochter Chloë overleed aan de gevolgen van anorexia nervosa van het gemengde type. Maandenlang had de zoektocht naar hulp geduurd. En net op het moment dat er een oplossing in zicht leek te komen, sloeg het noodlot staalhard toe. Er was geen ontkennen meer aan: de eetstoornis was Chloë fataal geworden. Vijf à acht procent van de personen die aan anorexia nervosa lijden overlijden aan de gevolgen ervan. Daarmee behoort anorexia tot de meest dodelijke psychiatrische stoornissen. Maar, eigenlijk had het niet zover mogen komen… Chloë was nog zo jong en ze had niet eens zo lang een eetstoornis. Maar maandenlange wachtlijsten, stroef lopende communicatie, teveel tijd tussen doorverwijzingen, onbegrip in de omgeving, een gebrek aan kennis, en een eetstoornis die niet altijd even zichtbaar was voor de buitenwereld,… waren allemaal aparte druppels die de emmer hebben doen overlopen. Zonder iemand persoonlijk met de vinger te willen wijzen, legt dit verhaal een aantal pijnpunten bloot waar zovele ouders tegenaan lopen. Heel wat ervaringen en gevoelens zullen herkenbaar zijn voor elke ouder of opvoeder die zich zorgen maakt om een kind met een eetstoornis.

In het boek ‘Help! Mijn kind heeft een eetstoornis’ lees je niet alleen over de ervaringen van het gezin waarin Chloë opgroeide, geschreven vanuit het perspectief van hun huisarts, Staf Henderickx. Daarnaast lees je in het stuk dat ik schreef ook wat ouders, opvoeders en andere betrokkenen bij een persoon met een eetstoornis kunnen doen. De afgelopen jaren hebben mensen mij zoveel verhalen verteld, dat het tijd werd om er iets mee te doen. Ik wou een stem geven aan de mensen die zelf hebben ervaren hoe het is om als familie betrokken te zijn op een kind met een eetstoornis: welke vragen komen er op je af, waar ben je bang voor, welke zorgen heb je, en… hoe ga je er dan mee om? Wat zijn dingen die je kunnen helpen? Waar kan je terecht voor hulp? Wat kan je leren uit de verhalen van andere familieleden van personen met een eetstoornis? Welke fasen zijn er eigenlijk in een herstelproces en hoe kan je steunend aanwezig zijn in die verschillende fasen?

Het boek werd speciaal geschreven voor alle ouders, opvoeders en leerkrachten die vermoeden dat een kind een eetstoornis heeft. Zij voelen zich vaak machteloos staan en hebben nood aan handvaten en informatie om de problemen het hoofd te kunnen bieden. Maar het boek is ook geschreven voor (studenten en) hulpverleners die willen weten wat ouders en andere familieleden doormaken, welke vragen ze hebben, wat ze hopen en verwachten van een goede hulpverlening bij eetstoornissen. Wil je voorbereid zijn en mensen met een eetstoornis en hun naasten beter begrijpen? Dan is dit boek een goed startpunt! Je vindt er persoonlijke verhalen die verbonden worden met de meest recente inzichten over (hulp bij) eetstoornissen.

Op vrijdag 13 maart (opnieuw: vrijdag de 13de) stellen we in het Cultureel Centrum De Adelberg het boek voor aan het publiek. Je kan er een exemplaar aankopen en laten signeren. Vriendinnen van Chloë zorgen voor een prachtige muzikale omkadering. Het wordt een avond om stil van te worden, maar ook om uit te leren. Wat gebeurd is, kan niet ongedaan gemaakt worden. Maar we kunnen het ook niet meer vergeten, want we zullen het verhaal van Chloë delen. We delen het om andere ouders een hart onder de riem te steken, om hen te steunen in de zoektocht naar gepaste hulp, om hen terug te laten geloven in de alarmsignalen die zij zelf aanvoelen en waar ze misschien niet meer op durven vertrouwen, om hen op weg te zetten om samen (het hele gezin, maar ook de bredere context) te werken aan herstel.

LEES HIER DE UITNODIGING

Wil je graag een boek bestellen? Dat kan via BAAN Chloë. De opbrengst van het boek gaat naar deze vereniging, die zich inzet voor een betere aanpak van eetstoornissen bij minderjarigen.

10991353_798710506861326_4027063278046156901_n

Nieuwe website voor ca. 10.000 Vlamingen met een eetstoornis

Online ervaringen delen, is eerste stap naar herstel

Leuven, 19 februari 2015Meer dan de helft van de naar schatting 10.000 mensen met een eetstoornis in Vlaanderen schakelt geen professionele hulp in. Amper 6,5 procent zoekt hulp in een gespecialiseerd eetstoorniscentrum. De eetstoornisvereniging Anorexia Nervosa Boulimia Nervosa (ANBN) stelt vandaag een nieuwe website voor, waarmee ze de drempel naar hulp en herstel voor deze patiënten sterk hoopt te verlagen.

Domus Medica schat het aantal mensen met anorexia nervosa in Vlaanderen op ongeveer 1.000; het aantal Vlamingen met boulimia nervosa zou zelfs op ca. 4050 liggen. Een voorzichtige raming leert dat daarnaast nog minstens evenveel mensen lijden aan een derde groep van eetstoornissen: de binge eating disorder of eetbuistoornis. Doordat eetstoornissen hardnekkig en zelfs dodelijk kunnen zijn, hebben ze een enorme impact op de levenskwaliteit van die ca. 10.000 patiënten, maar ook op het welzijn van een veelvoud aan mantelzorgers in hun gezin of directe omgeving.

Uit onderzoek (Preti en collega’s, 2009) blijkt dat in België het aantal mensen met een eetstoornis dat professionele hulp inschakelt zich ergens tussen de 30 en de 48 procent situeert. Het merendeel van de patiënten met een eetstoornis komt er dus niet toe de stap naar enige vorm van hulpverlening te zetten. De gespecialiseerde eetstoorniscentra in Vlaanderen kenden in 2013 642 opnames. Dat is geen 6,5 procent van het totaal, en – hoewel lang niet iedere eetstoornis met een opname behandeld hoeft te worden – het topje van een massieve ijsberg. Die hoge drempel naar therapie is erg jammer, want herstel is wel degelijk mogelijk.

Ervaringen delen

De ervaringsdeskundigen van ANBN zijn daar het levende bewijs van. Zij zetten zich vrijwillig in om mee op weg te gaan naar herstel, samen met lotgenoten en familieleden. Het is duidelijk dat anonimiteit en laagdrempeligheid erg belangrijk zijn om mensen in de richting van informatie of hulp te leiden. In de nieuwe ANBN-website wordt daar sterk op gefocust.

Toen ik zelf begreep dat ik een eetstoornis had, wou ik daar wel hulp voor zoeken, maar ik schaamde me te erg om er met iemand uit mijn omgeving over te praten,’ vertelt een vrijwilliger. ‘Daar hebben we rekening mee gehouden bij het ontwikkelen van de nieuwe website. We kiezen bewust voor anonieme beelden op de site. Mensen kunnen ons via verschillende kanalen contacteren en ze hoeven zich niet bekend te maken als ze het daar te moeilijk mee hebben. We brengen ook meerdere waarheidsgetrouwe getuigenissen waar heel wat mensen zich in kunnen herkennen: geen saaie theorie, maar sprekende verhalen, uit het leven met een eetstoornis gegrepen.’

 ‘We zetten meer dan voorheen in op het delen van ervaringen, door mensen de kans te geven hun verhaal te delen. Daarmee kunnen ze zelf ook hoop geven en inspiratie bieden aan anderen. We brengen mensen samen om te leren uit wat anderen heeft  geholpen, waar hun valkuilen liggen, hoe zij ermee omgaan en op welke manier professionele hulp kan bijdragen tot herstel’, zegt Els Verheyen, de kersverse voorzitter van ANBN.

ANBN was vooraf al bekend van zijn Inloophuis, de Inloopmobiel, de chat en het online forum voor mensen met een eetstoornis. Deze initiatieven groeien gestadig, eveneens dankzij de inzet van ervaringsdeskundigen en vrijwilligers. De vereniging, die bestaat dankzij de steun van structurele sponsors, wordt ook vaak gevraagd voor lezingen en workshops in scholen, ouderraden en andere fora. De ANBN-website moet vanaf nu hét laagdrempelige startportaal bij uitstek worden voor alle Vlamingen met een eetstoornis. Het is uiteindelijk aan hen om uit te maken hoe ze hun hulpverlening willen modelleren, maar daar vinden ze alvast getuigenissen én nuttige informatie over op de nieuwe website: www.anbn.be.

persbericht

 

persbericht1

 
Ter info

Volgens de berekeningen van Domus Medica zijn er in Vlaanderen ongeveer 1000 personen met anorexia nervosa en 4050 personen met boulimia nervosa (1). Deze cijfers zijn gebaseerd op het standaardwerk Handboek Eetstoornissen (2). Omdat de diagnose ‘binge eating disorder’ nog niet erkend was als aparte categorie op het moment dat dit Handboek Eetstoornissen geschreven werd, zijn er voorlopig geen cijfers over deze groep bekend. Toch doen onderzoeken uit het buitenland (vb. Canada en Australië) ons wel vermoeden dat de eetbuistoornis minstens even frequent voorkomt als boulimia nervosa en misschien zelfs nog vaker. Het aantal patiënten dat in 2013 in een van de grote eetstoorniscentra werd behandeld, werd voorgesteld op het vierde congres van de Vlaamse Academie Eetstoornissen: 642 personen zochten hulp voor de eetstoornis in een gespecialiseerd centrum (3). Over het aantal personen dat in ambulante therapie is zijn geen gegevens voor de Vlaamse situatie bekend. Wel weten we uit een prevalentie-onderzoek van Preti en collega’s (4) dat een minderheid hulp zoekt voor de eetstoornis:

(1) Domus Medica vzw, Hoe vaak zal een huisarts met eetstoornissen te maken hebben, Domusmedica.be, 2010.
(2) Vandereycken, V., & Noordenbos, G., Handboek Eetstoornissen, De Tijdstroom, Utrecht, 2008.
(3) Vanderlinden, J., Kenmerken van eetstoornispatiënten behandeld in de gespecialiseerde centra in Vlaanderen anno 2014, PowerPointpresentatie, vierde congres Vlaamse Academie Eetstoornissen, https://drive.google.com/file/d/0B3c2ulw0Phj8SVVwUW9NajRLa0E/view
(4) Preti A et al., The epidemiology of eating disorders in six European countries: results of the ESEMeD-WMH project. Journal of Psychiatric Research, 2009.

logo anbn

Mede mogelijk gemaakt dankzij de steun van:
Logo Nationale Loterij

 

Eetstoornissen en relaties: kan dat wel samen (goed) gaan?

psychologies“Een eetstoornis maakt dat je met drie in een relatie zit. De derde entiteit is een duivel. In het begin besef je dat niet.” (Selhorst, Psychologies Magazine, p. 93)

Karolien Selhorst schreef een uitgebreid artikel in de Vlaamse editie van Psychologies Magazine met als titel ‘Je relatie onder druk door een eetstoornis’. Het thema eetstoornissen ligt Karolien nauw aan het hart, omdat ze er zelf ervaring mee heeft.

Voor het artikel had Karolien een paar vragen aan me voorgelegd, o.a. om te weten te komen wat onderzoek ons kan vertellen over de impact van eetstoornissen op partners.

Als we spreken over eetstoornissen, dan denken heel wat mensen als eerste meteen aan jonge meisjes met anorexia. Maar dan vergeten we dat een grote groep personen met een eetstoornis volwassen is, en misschien ook wel een andere eetstoornis heeft dan anorexia (vb. boulimia of binge eating disorder). En waar we ook niet altijd aan denken, is dat heel wat mensen met een eetstoornis een partner hebben.

Wat weten we nu eigenlijk uit het onderzoek naar partnerrelaties en eetstoornissen?

Wanneer je iemand leert kennen en het klikt, dan is dat omdat je die persoon in zijn geheel graag hebt. Wat heel wat partners echter onderschatten is de impact die een eetstoornis kan hebben. In het begin is het moeilijk om dat echt goed in te schatten, want als je een eetstoornis hebt, vertel je doorgaans niet zomaar alles wat er in je opkomt aan gedachten en zorgen. De eetstoornis zit verborgen en het kan soms lang duren voor de venijnige kanten zich duidelijker op de voorgrond durven tonen. Maar na verloop van tijd wordt het toch duidelijker dat de eetstoornis (te)veel ruimte inneemt…

Partners kunnen daar heel verschillend op reageren, afhankelijk van wie ze zelf zijn en van wat ze zelf in hun leven hebben doorgemaakt of meegekregen. In grote (veralgemenende) lijnen merken onderzoekers dat een aantal verschillende patronen vaker voorkomt bij koppels waar één van de partners een eetstoornis heeft.

In sommige koppels is er een eerder vermijdende stijl. Er wordt niet echt gesproken over de eetstoornis, maar ook niet over andere dingen die tot een conflict kunnen leiden (vb. over het samen boodschappen doen, over gebrek aan intimiteit, over grote en kleine ergernissen).
In andere koppels zijn er juist frequent conflicten over dit soort thema’s. Vaak liggen gevoelens van machteloosheid, bezorgdheid en frustratie hier aan de basis. Want je wil een relatie met je partner, en niet met die verwoestende eetstoornis.

Concreet zien we ook dat partners soms de neiging hebben om de reddersrol op zich te nemen. Je maakt je zorgen en zou alles willen doen om je partner te helpen. Daar kan je soms erg ver in gaan. Zo ver, dat je er ook zelf onder gebukt gaat. Zorgen voor een partner met een eetstoornis kan even zwaar doorwegen als zorgen voor een partner met bijvoorbeeld kanker.

Enkele adviezen die mensen willen delen die zelf in de valkuil van de redder zijn gelopen:
– neem elke dag (minstens) een half uur de tijd voor jezelf
– maak afspraken over wat helpend kan zijn en wat voor jou haalbaar is
– maak voldoende tijd om samen dingen te blijven doen die niets te maken hebben met eten en gewicht, maak samen een wandeling, deel een hobby of passie, ga samen op bezoek bij vrienden,…
– blijf de persoon zien, naast de eetstoornis
– onthoud dat jij wel kan supporteren, kan zeggen en tonen wat je zo waardeert aan je partner, dat je tijd en ruimte kan geven, maar dat je partner een aantal dingen echt zelf moet doen. (Maar “zelf doen” is niet hetzelfde als “alleen doen”.)

Een andere mogelijke reactie is dat partners eigenlijk niet goed weten hoe ze hun partner kunnen ondersteunen. Soms veronderstellen partners dat het voldoende is als de persoon met een eetstoornis in therapie of opname gaat. Ze houden dan afstand, waardoor het kan lijken of ze niet geïnteresseerd zijn. Mijn ervaring is dat partners doorgaans helemaal niet zo ongevoelig of harteloos zijn, maar dat ze gewoon niet weten hoe te reageren en ook bang zijn om iets verkeerd te zeggen of te doen (“Ik weet echt niet meer wat ik nog mag zeggen. Er komt toch altijd ruzie van. Dus dan zwijg ik maar.”). 
Soms denken partners dat behandeling van een eetstoornis werkt zoals het behandelen van een fysiek probleem: de patiënt heeft een ziekte en de dokter behandelt die ziekte. Vanuit zo’n idee is het logisch dat het niet zo duidelijk is wat je als partner zou kunnen doen om te helpen bij het herstelproces. Toch zien we dat partners die zich informeren en die samen zoeken naar wat kan helpen zelf minder te lijden hebben onder de eetstoornis en daarnaast ook een sterke supporter kunnen worden.

Wil je nog meer weten? Lees dan het artikel, vanaf p.92 in Psychologies Magazine 😉
Of neem contact op met ANBN, waar je jouw vragen of zorgen kan delen met ervaringsdeskundigen.

IMG_3295