Best boeiend om te merken hoe kennis en inzicht kan veranderen door de tijd. Doordat je nieuwe ervaringen opdoet of door te lezen of te studeren kunnen je opvattingen, houding en gevoel veranderen.
Zo ook mijn idee over het hebben van ‘echt begrip’. Lange tijd dacht ik dat het zo was: iemand kan je maar écht begrijpen als hij iets gelijkaardig heeft meegemaakt. Dan pas kan je het invoelen, van binnenuit, hoe het is om te leven met… Dat kan gaan over het verlies van een dierbare, het doormaken van een specifieke psychische stoornis of fysieke problematiek of het ervaren van één of andere moeilijkheid die je hele leven op z’n kop zet.
Natuurlijk, het hebben doorgemaakt van zo’n ervaringen maakt dat je iets deelt en dat je deelgenoot of lotgenoot bent. Dat op zich maakt dat je de ander kan erkennen in zijn lidmaatschap van een bepaalde groep. Of je het nu wil of niet, plots heb je een bewijs dat je toegang geeft tot de club van verwanten. Je kan het soms nog een tijdje vermijden door te ontkennen dat het echt zo is. Maar uiteindelijk moeten we de waarheid onder ogen zien…
In praatgroepen merk ik hoe helpend het kan zijn wanneer mensen maar een half woord nodig hebben om zich begrepen te voelen. En ook uit eigen ervaring weet ik hoe helend en helpend het kan zijn wanneer een ander woorden kan geven aan datgene wat echt exact zo voelt bij mij en waar ik nog geen taal voor had. Het is iets heel bijzonder en menig lotgenoot zal dat kunnen beamen.
En toch, kan een hulpverlener je dan nooit écht begrijpen als hij nooit iets gelijkaardig heeft meegemaakt? Ik ben er niet meer zo van overtuigd dat die uitspraak zo algemeen geldend is. Want ook zonder zo’n eigen ervaring kan je iemand aanvoelen, kan je inleven (daarvoor bestaat er zoiets prachtig als empathie), kan je meebewegen (zelfs letterlijk, dankzij spiegelneuronen) en kan je ondanks de verschillen echt wel ‘mee’ zijn.
En misschien hebben we ook wel dat verschil nodig. Want als we louter met eenzelfde bril kijken, dan zien en voelen we misschien wel iets gelijkaardig. Maar we hebben ook dezelfde blinde vlekken. We staren ons soms blind op hoe het voor ons is, hoe wij iets ervaren en we vergeten wel eens dat er ook andere kanten zijn aan een verhaal.
Het is maar door te verschillen dat we onze ervaringen kunnen verbreden en kunnen scherper stellen. Verschil doet ons vragen stellen (vb. hoe is dat dan voor jou?). Verschil helpt ons zien dat er andere mogelijkheden zijn (vb. hoe doe jij dat dan?). Verschil helpt ons om onszelf beter te begrijpen, al was het maar omdat we onszelf aan die ander willen proberen uit te leggen. En door te zoeken naar welke woorden passen bij onze ervaringen, komen we zelf soms maar pas tot zelf-begrip…
Bovendien, doordat een ander niet weet hoe het is om een eetstoornis te hebben, kan die eerlijk en oprecht in twijfel trekken of een bepaalde gedachte over onszelf wel klopt. Doordat een ander niet weet hoe het voelt om in de passief-makende lamlendigheid van een depressie vast te zitten, kan hij blijven motiveren om toch maar uit bed te komen en ‘iets’ te doen.
Dus misschien kan een hulpverlener je binnenwereld niet kennen zoals een lotgenoot, maar hij kan je wel ànders kennen en anders leren kennen. Niet beter, maar anders dus.
En nog een bedenking in de kantlijn: als lotgenoot schuilt er ook een gevaar in om te denken dat je de ander ‘helemaal begrijpt’ omdat je nu eenmaal iets gelijkaardig doormaakte. Want soms luisteren we niet goed genoeg meer naar het verschil. Want hoe ik mijn depressie, eetstoornis, angst, rouw,… ervaar, is misschien toch wel wezenlijk anders dan hoe jij dat doet.