Onlangs kon je in de krant lezen dat er een link was gevonden tussen bepaalde darmbacteriën en depressie (De Standaard, 4/2/’19). Onder andere Prof. Jeroen Raes, verbonden aan KU Leuven, onderzocht stoelgangstalen van 1054 proefpersonen. Hiervan werd een kleiner aantal (150 stalen) meer in detail bestudeerd. Er werd gekeken naar het verband met levenskwaliteit en depressie. Wat uit deze resultaten bleek, was dat twee soorten bacterie, nl. Faecalibacterium en Coprococcus aanwezig waren bij mensen met een hoge levenskwaliteit en minder bij mensen met een depressie. Dit gold ook voor mensen met een depressie die antidepressiva innamen.
Willen deze resultaten dan ook zeggen dat de afwezigheid van die bacteriën een depressie kan veroorzaken? Nee, helemaal niet. Dit is het verschil tussen correlatie en causaliteit. Correlatie wil zeggen dat twee dingen op een bepaald moment blijken samen te gaan: we zien dat er een verband is tussen de afwezigheid van deze twee soorten bacteriën en de aanwezigheid van depressieve klachten. Maar deze bevinding vertelt ons dus helemaal niet of de depressie veroorzaakt wordt door de bacteriën, of dat de depressie misschien wel juist zorgt voor de afwezigheid van de bacteriën, of misschien is er nog wel een heel andere oorzaak die ervoor zorgt dat veranderingen optreden, zowel op het niveau van bacteriën, als op niveau van neurotransmitters in de hersenen, als op niveau van onze stemming.
Er is nog meer en ander onderzoek nodig om iets te kunnen vertellen over de oorzaak-gevolg-relatie. Als we daar eenmaal zicht op hebben, zou het best kunnen dat hier nieuwe behandelingen uit voort kunnen komen. Maar het zal dus nog wel enige tijd duren, vooraleer we zover zijn!
Meer lezen over dit onderzoek? Het werd gepubliceerd in Nature, een vooraanstaand tijdschrift voor biologisch onderzoek. Hier kan je het terugvinden: https://www.nature.com/articles/s41564-018-0337-x