Dit artikel is een herwerking van de bijdrage in Lichtpunt 3 (december 2020), het driemaandelijks digitaal tijdschrift van ANBN vzw. Ook interesse? Word lid van ANBN voor 10€ en ontvang het tijdschrift in je mailbox!
Als ik mensen in mijn omgeving vraag hoe het met hen gaat, is het antwoord vaak: druk, druk, druk… Zelf pleit ik ook schuldig, al hakte ik onlangs weer wat knopen door om het rustiger aan te gaan doen en om ruimte te maken voor andere dingen dan werken alleen. In een tijd waarin onze contacten met vrienden en familieleden onder druk komen te staan, is het misschien wel zinvol om eens stil te staan bij wat dat eigenlijk is: verbondenheid. En wanneer we geen verbondenheid voelen, wat voelen we dan wel?
Resusaapjes
In de jaren ’30 van de vorige eeuw deed Harry Harlow met zijn team onderzoek naar het leervermogen van resusaapjes. Op dat moment gingen mensen er vanuit dat gedrag gestuurd werd door interne behoeftes zoals honger en dorst of door externe beloningen of straffen. Harlow verwachtte dit ook te kunnen aantonen met zijn experiment. Tegen deze verwachting in ontdekte hij echter dat de aapjes puzzels oplosten omdat ze daar zin in hadden en genoten van de uitdaging, en niet omdat ze er een beloning voor kregen of omdat het voldeed aan hun behoefte aan eten of drinken.
Daarna deed Harlow nog verder onderzoek naar wat hen precies allemaal motiveerde. Zo ontwikkelde hij een apparaat waarmee hij de resusaapjes drinken kon geven met een papfles en eenzelfde apparaat zonder papfles, maar met een heerlijk zacht vachtje eromheen. Hij veronderstelde op basis van de gangbare theorieën dat de aapjes meer tijd zouden doorbrengen op het stalen geraamte met de papfles, omdat ze daar beloond werden met voeding. Maar wat bleek nu? De aapjes verbleven juist langere tijd op het apparaat met de zachte vacht. Enkel wanneer ze hongerig waren, sprongen ze snel even naar het stalen geraamte om te drinken. Zodra hun honger bevredigd was, gingen ze terug op de zachte, warme vacht zitten.
Verder zagen ze dat de aapjes uit Harlows onderzoek, die in isolatie opgroeiden, ernstig contactgestoord en angstig waren. Ze waren niet in staat om te integreren in een groep lotgenootjes.
Dit experiment inspireerde veel verder onderzoek naar de aangeboren behoefte aan ‘tactiele contactsteun’ en naar hechting.
Sociale dieren
Niet enkel resusaapjes, maar ook wij, mensen, zijn sociale dieren. We hebben een aangeboren behoefte aan stimulatie door en contact met een ander wezen. Wanneer kinderen opgroeien zonder die stimulatie en zonder vastgehouden te worden leidt dit tot ernstige beperkingen en achterstand in hun ontwikkeling op fysiek, emotioneel, intellectueel en sociaal gebied.
Misschien zag je ooit wel de schrijnende beelden van kinderen in weeshuizen in Roemenië of Moldavië? Over dat soort beperkingen spreken we dus: deze kinderen kregen wel voeding, maar geen tedere aandacht, geen intellectuele prikkeling en geen aanraking van liefhebbende verzorgenden.
Afwezigheid van verbondenheid
De voorbeelden van resusaapjes en kinderen in weeshuizen zijn natuurlijk niet per definitie voorbeelden van afwezigheid van verbondenheid, maar het geeft alvast iets weer van wat er kan gebeuren als er geen ander aanwezig is die je liefdevol bejegent.
Wat is eigenlijk het tegenovergestelde van verbondenheid, vraag je je misschien af? Wel, het antwoord zal wellicht afhankelijk zijn van de definitie die je hanteert voor verbondenheid, en zo zijn er veel. Een aantal mogelijkheden bespreken we hieronder.
Isolatie
Een mogelijk antoniem voor verbondenheid zou isolatie kunnen zijn: het je afgesneden voelen van de ander of het missen van verbinding, doordat je letterlijk of figuurlijk geïsoleerd bent geraakt. Als je thuis zit in quarantaine of je hebt een tijd doorgebracht in eenzame afzondering in bijvoorbeeld een isolatiecel, dan weet je hoe het voelt. Je bent volledig op jezelf aangewezen en wordt geconfronteerd met hoe het is om lange tijd met jezelf te moeten leven. Sommigen zullen daarin een bron van inspiratie vinden voor creativiteit of intellectuele inzichten, maar anderen worden geconfronteerd met hun innerlijke demonen. Isolatie wordt dan een mentale gevangenis of folterruimte, waarin je opgesloten met jezelf de grootste angsten en gekmakende gedachten kan ervaren.
Eenzaamheid
Een ander mogelijk antoniem is eenzaamheid. Zeker in de existentieel-humanistische traditie kunnen we verschillende filosofen en psychotherapeuten terugvinden die hier zo over denken. We kunnen eenzaamheid heel fysiek ervaren, als een gevoeld gemis in ons lijf, iets dat ontbreekt en er niet langer is. Verder kan het ook een eerder mentale ervaring worden, wanneer herinneringen zich in je geest nestelen en je gewaarwordt hoe het ontbreken van de ander je bezighoudt. Ook op een tussenmenselijk niveau kan je eenzaamheid ervaren: zelfs al ben je in een groep mensen, dan nog kan je voelen hoe eenzaamheid je bekruipt. Je voelt geen connectie dan. Alsof er een onzichtbare, ondoordringbare wand staat tussen jezelf en die anderen, anderen die zo ‘anders’ kunnen aanvoelen. Tenslotte kunnen we nog iets herkennen dat we existentiële eenzaamheid noemen: het besef dat we allen in essentie helemaal alleen op de wereld komen en alleen zullen sterven. Het is een besef dat voornamelijk gedeeld wordt door atheïstische denkers, want wie gelooft in een kracht of een wezen dat ons overstijgt, kan zich juist wel in zijn essentie ingebed voelen in iets dat groter is en iets waaruit je bent ontstaan en nadien naar kan terugkeren.
Dimensies van verbondenheid
Net zoals we eenzaamheid en isolatie in verschillende vormen kunnen ervaren, zo kunnen we misschien ook wel verschillende dimensies van verbondenheid herkennen. Is dat eigenlijk wel zinvol, kan je je afvragen? Misschien wel, als we zouden merken dat elke dimensie misschien andere antwoorden kan bieden op het missen van verbondenheid.
Een eerste dimensie van verbondenheid is de fysieke dimensie. De dimensie die ons fysiek raakt en aanraakt. Onze regering vond daar een tijd geleden een mooi woord voor uit: knuffelcontact. Het is de aanraking die deugd doet en die ons laat voelen dat een ander ons erkent in ons bestaan. Zoals de aanraking die het resusaapje zo nodig had: het zich gekoesterd weten, maar dan wel door een levende entiteit.
De psychische of emotionele verbondenheid is dan een tweede dimensie. Hierbij kunnen we denken aan het delen van onze piekergedachten en onze dromen, van wat ons plezier doet of angstig maakt… Het kunnen ervaren dat een ander contact met je maakt en door zijn empathisch invoelingsvermogen kan ervaren hoe het met je gaat, wat je voelt, wat je beleeft,… Dit soort verbondenheid is er één van de meelevende soort.
In een derde dimensie voelen we ons verbonden met elkaar, als in een partnerschap met de ander. We zijn een deel van een systeem, we beïnvloeden elkaar wederzijds. Je voelt dat je maar kan bestaan in relatie tot de ander en dat geeft je het gevoel een mens tussen andere mensen te zijn.
De vierde dimensie is tenslotte die dimensie die dit alles overstijgt of omvat. Zo kan je in een gesprek met een ander heel sterk voelen dat wat jij als individu doormaakt eigenlijk zo ‘des mensen is’, zo wezenlijk deel uitmakend van het leven dat we het existentieel kunnen noemen. Stel dat je vertelt hoeveel intense pijn je ervaart omdat je geliefde overleden is en de ander erkent dit en voelt zo intens mee omdat hij weet dat dat gevoel ons allemaal wel eens te wachten staat, omdat het nu eenmaal onderdeel is van het leven.
Behoeftes
Als je het gevoel hebt dat je geen of te weinig verbondenheid ervaart, dan zullen daar verschillende behoeftes mee gepaard gaan. Die behoeftes kunnen ons in beweging zetten en er ons toe brengen om te zoeken wat we zo nodig hebben. In plaats van vast te blijven zitten in het gemis, kunnen we actie ondernemen. We zoeken fysiek contact wanneer we huidhonger hebben. Wanneer we ons begrepen en erkend willen voelen, zoeken we diegene op waarvan we voelen dat die ons echt begrijpt, bijvoorbeeld een lotgenoot die weet waarover je spreekt en die soms maar een half woord nodig heeft om zich voor te stellen wat je nu doormaakt. Of misschien heb je wel een groep nodig waarin je kan voelen dat je er helemaal jezelf kan zijn, met al je talenten maar ook met je gekke kantjes, een groep waar ze ervan houden dat je houterige of fancy dansmoves hebt, een groep waarin ze gefascineerd zijn door verschil of waar verschil gewoon geen issue is. En soms doet het er niet toe. Soms hebben we gewoon iemand nodig die menselijk is, iemand die je in de ogen kijkt en die weet: je lijdt op dit moment door de beperkingen van het leven, door psychische problemen, door ervaringen in het verleden, door verlies of angst of het niet meer weten… Iemand die zijn ogen opent en ziet: we hebben elkaar nodig, dus ik geef en ik ontvang.
Iemand die vraagt: hoe kan ik er voor je zijn?
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...