Dit is mijn ik-hoor-je-strijd-en-voel-je-pijn-gezicht…
Tijdens een gesprek met een cliënt lijkt het of de wereld en alle beslommeringen die ons zoal kunnen bezighouden worden uitgefilterd. Mijn aandacht is alleen maar hier en nu in de therapiekamer, zeker als de connectie met de ander voelbaar is. En als ik toch even afgeleid ben (wat zeker ook wel durft te gebeuren), dan toets ik wat het betekent en stuur ik mezelf met milde hand weer terug naar het gesprek.
“Pfoe… ik hoor je zeggen hoe je worstelt, hoe het stuk eetstoornis en het gezonde stuk in jezelf bijna constant aan het bekvechten zijn en jij daarin zo vaak het onderspit moet delven… Wat doet die eetstoornis met jou, dat je zo onderuit gehaald wordt?
Is er ook een stuk in jou dat zorg draagt en mild kan zijn? Hoe merk je dat? Wat zeg je dan tegen jezelf?
Waar voel jij die mildheid in jezelf (in je lichaam)? Hoe voelt het om mild te zijn naar jezelf toe, zelfs naar dat lastige eetstoornisstuk?
Voel je hoe je ook erkenning kan voelen voor vb de rebel of de leugenaar in je? Hoe je kan voelen dat die stukken er ook met een reden zijn, dat die ook behoeften hebben?”
Ik ken mijn ikken. Het zijn stukken van mezelf die zich tot elkaar en tot de ander verhouden.
Ik ben mijn ikken. Ik zit zelfbewust aan het stuur.
Maar, wie zit er vandaag bij jou aan het stuur?