Als psychotherapeut voel ik een oprechte interesse in de verhalen en binnenwereld van mensen. Waar staan ze in het leven hier en nu, hoe ervaren zij de wereld, hoe zijn ze tot dit punt gekomen en waar gaan ze heen?
Net als bij huizen die ik op straat passeer, vraag ik me dan af wat er achter de façade te ontdekken valt.
Libbrecht verzamelt in Moeders kunnen niet tapdansen een aantal columns die eerder verschenen in het Tijdschrift Persoonsgerichte en Experiëntiële Psychotherapie. Ze werden verwerkt en samengebracht tot een geheel dat diverse belangrijke maatschappelijke en menselijke thema’s onder de aandacht brengt en stof tot nadenken geeft. Dat is wat een Goed Boek voor mij doet: me meenemen in ervaringen, me laten reflecteren over wat dit voor mij betekent, wat ik erin herken en wat anders is dan mijn ervaring en hoe ik daar erkenning aan kan geven, het beseffen dat andere mensen andere levens leiden en daardoor anders – en toch ook zo gelijkend – in het leven staan.
Het lezen van Hilde Libbrecht’s boek werd daardoor een ervaring met vele lagen:
- de nieuwsgierigheid naar de binnenwereld van een collega-psychotherapeut (wat zou ik herkennen, wat ook niet?),
- de interesse in de ervaringen van cliënten in de beschreven kortverhalen,
- het benieuwd zijn naar hoe cliënten iets ‘doen’ of ‘nalaten’ of ‘in transitie brengen’ bij ons als hulpverleners,
- het besef van zelf cliënt en hulpverlener (geweest) te zijn en vanuit verschillende perspectieven ‘aangesproken’ te worden tijdens het lezen,
- het zoeken naar herkenbaarheid en naar verschil,
- het een beetje verwonderd opmerken dat het soms lastig is om de gedachtegang van een ander goed te volgen, om dan te beseffen hoe anderen dat ook bij mij wel eens aan de hand hebben, omdat ik het situeren van een context overgeslagen had of al drie stappen verder was in mijn gedachten en vergeten was om de tussenstappen ook uit te leggen,
- het taal vinden voor wat wezenlijk is in ons beroep en hoe dat onder druk komt te staan door maatschappelijke evoluties (protocollisering, DSM-isering, de nood aan beheersbaarheid door alles te moeten registreren en in vakjes en cijfers vast te leggen, terugbetaling van korte en weerbaarheidsversterkende trajecten en het schrille contrast met hoe mensen lijden en zoeken en daar tijd en vrije ontmoetingsruimte voor nodig hebben – en niet een 7-stappenplan naar een gelukkiger leven),
- …
Een boek dat je niet zomaar in een ruk uitleest, maar waar je best de tijd voor neemt. Om een stukje te lezen, te proeven, te laten inwerken en dan verlangend uit te kijken naar wat er nog meer komt om jezelf toe te verhouden.
Heb je interesse in de wereld van psychotherapie? Ben je nieuwsgierig naar hoe menselijk psychotherapeuten ook maar zijn en hoe zij denken over hun werk en de context waarin ze werken? Dan vind je in dit boek alvast een unieke inkijk, die zo persoonlijk en toch ook zo herkenbaar is. De herkenning zit voor mij alvast in het zoeken naar een zich steeds opnieuw verhouden tot de realiteit zoals die zich presenteert in onze therapiekamer, in onze ‘virtuele gesprekskamer’ en ook buiten de muren in collegiaal overleg, supervisie, therapie in de buitenlucht en in overlegorganen, werkgroepen en maatschappelijke reacties en interacties en meningen… Want net zoals onze cliënten zich ontwikkelen en bewegen door het leven, zo blijven ook wij voortdurend in transitie. Niet in het minst door de contacten met onze cliënten, die ook (iets in) ons veranderen.
”Laten we verhalen vertellen en onze cliënten helpen om van hun levens verhalen te maken om verder te dragen. Dat is wat we altijd hebben gedaan; het is wat we altijd zullen blijven doen. De managers en hun cijfers… ach wat. Ze kunnen in het ergste geval de geldkraan sluiten. Maar verhalen, verhalen zijn niet te stuiten!”
(Blz. 4, extract uit ‘Verhalen dragen verder’)
Moeders kunnen niet tapdansen
Auteur: Hilde Libbrecht
Uitgeverij: Pelckmans
Jaar van uitgave: 2021
Ook voor mij is dit boek een bron van inspiratie, een landingspot voor reflectie, een verzameling herkenbaarheden!