Het glas op de tafel
draagt de sporen van een nacht
waarin de tijd bevroor,
voor altijd tot stilstand gebracht.
Met zijn vingertoppen raakt hij
de scheuren in het verleden,
waarin de pijn zich weggetrokken
schuilhoudt op wacht.
De tijd loopt over,
het glas breekt,
de klok klopt niet meer,
net als haar hart.
Wat voorbij is tekent
de lijnen van zijn leven,
het krijt uitgevaagd
waar zij stopten te bestaan.